Jeugd
Over de jeugd van Cornelius is weinig bekend. Hij groeit op in het havenstadje Delfzijl. Het ligt aan de Eems en het is de plek waar water met sluizen naar de Eems wordt afgevoerd. De hoge sterfte door malaria neemt in die tijd af en het aantal inwoners groeit. De positie van vrouwen is gunstig in vergelijking met elders. Dochters krijgen meestal een gelijk erfdeel en weduwen beheren zelf het bedrijf van een overleden echtgenoot.
De vader van Cornelius is 'BurgerHopman in de Fortresse Delfzijl'. Een burgerhopman is in die tijd het hoofd van de burgermilitie van 200 gewapende burgers. In 1779 is hij boekhouder en op enig moment ook 'vischschrijver', dat betekent dat hij belasting int bij vissers en hij is leerlooier. Zijn grootvader was diaken en later ouderling in Delfzijl. De familie komt mogelijk uit Mecklenburg.
Wat opvalt is dat Cornelius in de doopakte als 'Dogter' staat genoteerd. Was het niet duidelijk? Of een administratief foutje? Of expres om hem later uit dienst te houden? Hij zal hun enige zoon blijven. Als hij negen is, overlijdt een zusje als kleuter aan 'kinderpokken'. Cornelius groeit op met zijn twee oudere zussen Margaretha en Egbarta. Zijn moeder overlijdt als Cornelius elf is. Vader hertrouwt vier jaar later met de weduwe Trijntje Gleins.
Zilversmid
Cornelius is negentien als op 19 januari 1795 de eerste Franse soldaten Delfzijl binnenmarcheren. Ze vestigen er een garnizoen en breiden hun oorlogsvloot uit. Nederland is van 1795 tot 1806 een 'Bataafse Republiek'.
Voorwerpen van zilver zijn in die tijd een statussymbool en in de provincie Groningen zijn veel zilversmeden actief. Ze hebben hun werkplaats thuis en werken vaak op bestelling. De macht van de gilden met hun strenge regels neemt af onder invloed van de Fransen. In 1798 worden de gilden zelfs opgeheven. Ieder is vrij om zich te vestigen als goud- of zilversmid. Wel komt er een centrale regeling voor het keuren van goud en zilver.
Cornelius is zilversmid maar het is niet helemaal duidelijk waar hij zijn vak heeft geleerd. Waarschijnlijk in de stad Groningen. Op de lijst van stemgerechtigden, april 1804 staat een Cornelis Roggenkamp vermeld met als aldres Oosterstraat Wz nummer 132. Op 2 december 1804 wordt hij samen met zijn zus Egbarta als lidmaat overgeschreven vanuit Groningen naar de gemeente in Nieuweschans, een klein vestingstadje waar mogelijk veel afnemers zijn voor klein zilverwerk.
Een paar maanden eerder zet hij een advertentie in de Groninger Courant van 18 mei 1804 waarin hij zich als goud- en zilversmid presenteert.
‘De Ondergetekende Bericht door dezen, dat hy woond op de hoek van de Kruis-straat in de Lang Akker Schans [= Nieuweschans] en dat hy zich recommandeert, aan ieder, in het Maken en Verkopen van allerhanden soorten van GOUD en ZILVERWERK. My zal zyne Begunstigers, op de best mogelyke wyze, trachten te behandelen.'
In 1805 gaat het nog goed met de zilversmeden want op 26 februari 1805 plaatst Cornelius een advertentie in de Groninger Courant waarin hij vraagt om een gezel.
‘Een zilversmits gezel, zyn Werk wel verstaande, en genegen zynde in de Lang-Akker-Schans te Werken, vervoege zich by C. ROGGENKAMP, Goud en Zilversmid aldaar.’
Het maken van zilveren vorken en lepels wordt echter steeds meer gemechaniseerd. De rol van Groningen als centrum van de goud- en zilversmidskunst neemt langzaam af.
Gezin
Onder Lodewijk Napoleon wordt Nederland van 1806 tot 1810 het 'Koninkrijk Holland'. Cornelius is 32 jaar oud als hij in de zomer van 1808 trouwt met de 20-jarige Epke Jans Onnes. Zij komt uit een rijke boerenfamilie in het nabij gelegen Nieuw Beerta. Kwam ze iets moois bij hem in de zilverwerkplaats uitzoeken of kende ze hem al? Haar grootmoeder Epke Harms Renken woont sinds 1797, in de Voorstraat nummer 6 en 7 in Nieuweschans. Daar had ze zich samen met haar inmiddels overleden man Ellerius Hillenius na hun leven op de boerderij gevestigd.
Dit adres staat vermeld in het testament uit 1810, dat betrekking heeft op de nalatenschap van grootmoeder Epke. Daarin staat ook vermeld dat Cornelius Roggenkamp bij grootmoeder een lening heeft voor 300 gulden tegen een rente van 3,5 procent.
Vijfenhalve maand na hun huwelijk wordt hun eerste kind geboren. Ze noemen hun zoon Jan Cornelius. Sex voor het huwelijk is in die tijd niet ongebruikelijk want bij zo'n 30 procent van de huwelijken wordt binnen zeven maanden een kind geboren.
Dochter Jantje volgt in 1811, Helena Margaretha in 1814 en Teelkelina Hinderika in 1816. Zoon Ellerius Harmannus (1819) is hun laatste kind. Alle kinderen bereiken de volwassen leeftijd, iets dat niet vanzelfsprekend is in die tijd. Tussen 1807 en 1814 is de zuigelingensterfte hoog in de kustprovinsies. Een van de factoren is de malaria-epidemie.
Cornelius en Epke wonen de eerste periode van hun huwelijk in de Kruisstraat nummer 6 in Nieuweschans.
Nog meer activiteiten
Cornelius Roggenkamp is behalve zilversmid ook nog garentwijnder en kerkvoogd. Of is de garentwijnderij een activiteit van de boerendochter Epke?
Tot 1811 is Cornelius lid van de keurkamer in Winschoten. Deze informatie komt uit de notities van Johannes van Bosveld Heinsius. Diens echtgenote Jantje Borst is een kleindochter van Cornelius Roggenkamp. De informatie sluit aan bij de wet van 11 maart 1807 over het verwerken, invoeren en verkopen van gouden en zilveren voorwerpen. Er moeten in Groningen, Veendam, Appingendam en Winschoten keurkamers met elk drie keurmeesters ingesteld worden. Nieuweschans is dan een gemeente in het 'kwartier Winschoten'. Dat garen twijnen ook tot de werkzaamheden van het gezin hoort, blijkt uit een vermelding dat in 1828 in zijn huis ook een garenfabriek is gevestigd.
In 1813 keert Willem Frederik, de zoon van de laatste stadhouder terug uit ballingschap en wordt uitgeroepen tot soeverein vorst. In dat jaar probeert de overheid burgermilities op te richten waar mannen de taak krijgen om bij een toekomstige vijandelijke aanval het land te beschermen. Meestal betekent dit dat de mannen elke maand een keer moeten opdraven voor exercities. In 1813 staat Cornelius (Cornelus) vermeld op een lijst 'Weerbare mannen' van Nieuweschans.
Van Kruisstraat naar Voorstraat
In 1811 kondigen Cornelius en Epke in de krant de verkoop van hun huis op de Kruisstraat aan. Ook biedt Cornelius een stageplaats aan:
‘C. ROGGENKAMP is gezind by Strykgeld te Verkoopen: Eene BEHUIZINGE, waarin 3 Vertrekken, open Plaatsje, 2 kelders, Put en Regenbak, staande op de hoek van de Kruisstraat te Nieuwe Schans, iemands gading, kome op Donderdag den 7 Maart 1811. Ten Huize van JAN SANDERS aldaar. – OUDERS of VOOGDEN genegen zynde, hun ZOON of PUPIL het ZILVERSMEDEN te laten leren, kunnen zich in persoon of door de France Brieven by eerstgemelde vervoegen.’
Kennelijk lukt het met de verkoop want later zijn Cornelius en Epke eigenaar van de Voorstraat nummer 6 en 7 in Nieuweschans. Een ruim huis met zes vertrekken en een grote tuin. Dit is het huis waar grootmoeder Epke woonde tot haar overlijden 30 oktober 1810. Haar erfenis werd in 1811 verdeeld.
Zoon Jan Cornelius leert het vak van zilversmid. Begin 1817 zet Cornelius een advertentie waarin hij vraagt om twee gezellen die direct aan het werk willen. Ook biedt hij nog een leerplek aan 'met of zonder de kost'.
Prent van een zilversmid in Amsterdam, 18e eeuw.
Crisis in Nieuweschans
Door inpoldering neemt de betekenis van de schans af. Na 1815 wordt de vesting niet meer door garnizoenen gebruikt. Dat zal direct tot minder werk hebben geleid voor een zilversmid. Ook de rijkere boeren zullen minder zilver hebben gekocht. Ze hebben in 1819 last van een landbouwcrisis met lagere graanprijzen, een watersnoodramp in 1825 en tegenvallende oogsten in de periode 1827-1829.
Houdt dit verband met de aankondiging op 30 september 1828 van de verkoop van hun huis aan de Voorstraat? Cornelius en Epke bieden zelfs vier begraafplaatsen aan. Is Cornelius ziek, zijn ze verarmd of willen ze zich elders vestigen? Ze bieden hun onroerend goed ter veiling aan is in de Groninger courant van 21 november 1828 te lezen.
'Mr. A. H. KONING, openbaar Notaris in het Kanton Pekel-a, residerende te Bellingwolde, gedenkt, ten verzoeke van C. ROGGENKAMP, Goud- en Zilversmid te Nieuwe Schans, en Vrouw, publiek, op gewone Strijkgeld Conditiën te Verkopen:
I. Eene BEHUIZING en SCHUURTJE, geteekend no. 6 en 7, met eener TUIN daar achter, staande en gelegen aan de Voorstraat te Nieuwe Schans; de Behuizing voorzien van onderscheiden Vertrekken, Voorhuis, Stookhuis, grootte Zolder, Kelder, Put, twee Regenbakken en verder gerijf.
II. Eene BEHUIZING, staande aan de Achterstraat te Nieuwe Schans, geteekend no. 114, met eene BOVENWONING, hebbende een vrije opgang, open Plaatsje, twee Kelders, Put en Regenbak.
III. Eene groote TUIN, buiten de N. Schans gelegen, met een STEENEN ZOMERHUIS in denzelve, als mede diverse VRUCHTDRAGENDE BOOMEN,
Welke Verkoop zal zijn te Nieuwe Schans, ten huize van den Kastelein HINDRIK JANS MULDER, op Dinsdag, den 25 November 1828, des avonds 5 uren.'
Toch wonen Cornelius en Epke ruim een jaar later nog steeds op nummer 6 (bron: overlijdensakte van Cornelius).
Overlijden
Cornelius overlijdt op 5 februari 1830 om 2 uur 's middags. Hij is bijna 54 jaar oud geworden. Zijn dood wordt aangegeven door zijn buren, de 40-jarige scheepstimmerman Harm Geerts Hekman en de 33-jarige heelmeester Hindrik Brandt. Hun oudste zoon is dan 21 en de jongste is elf jaar oud.
Cornelius Roggenkamp wordt begraven op de Oude Begraafplaats Kerkhofstraat Nieuweschans. Zijn graf is er nog.
Hoe het verder ging
Na zijn dood zijn er tussen 1830 en 1831 zilvermerken gebruikt met het meesterteken van 'de weduwe Roggenkamp'. In de aantekeningen van Johannes van Bosveld Heinsius staat:
'Na den dood van den vader vertrokken 1 mei 1831 de zoon Jan en de dochters Jantje en Helena naar Appingedam op begeerte van den vader, geuit op zijn sterfbed, ten einde daar zich als goudsmid te vestigen. De moeder volgde 1 mei 1837 en ging op de bovenwoning wonen van het in 1836 gekochte huis.'
Epke Onnes is aanwezig op de trouwerij van haar zoon Jan in 1838. Jan krijgt vier kinderen, maar drie ervan overlijden nog voor hun tweede levensjaar.
Moeder Epke overlijdt vijftien jaar na haar man in 1845 in Appingedam.
'Kalm en zacht ontsliep heden, na eene korststondige ziekte van slechts dertien dagen, onze hartelijk geliefde Moeder EPKE JANS ONNES, Wedw. C. Roggenkamp, in den ouderdom van ruim 57 jaren.'
Dochter Jantje overlijdt jong. Haar jongere zus Teelkelina trouwt in 1847 met de weduwnaar van haar zus, de houthandelaar, wethouder en burgemeester Jan Jacob Borst.
Met zoon Jan Cornelius Roggenkamp (1808-1897) zal het financieel niet slecht zijn gegaan. In 1859 is hij mede-aandeelhouder en bestuurslid van een vereniging die voor het algemeen belang een regenwaterbak laat bouwen voor de inwoners van Appingendam. Hij draagt zelf 100 gulden bij.
Link met de familie Hellema:
Cornelius Roggenkamp, goud- en zilversmid. Onbekende privecollectie (1959), pastel, 1800-1824, 30 x 23 cm, gegevens RKD
Wie heeft informatie over dit portret? Een kleurenfoto zou welkom zijn.
Den 14 April gedoopt Een Dogter Van Jan Roggenkamp en Helena Kim genaamt Cornelius.
De handtekening van Cornelius Roggenkamp
Zijn oudere zussen Margaretha en Egbarta Roggenkamp
Heden nacht ongeveer 11½ uur, verloste myn geliefde Echtgenote zoo gelukkig als voorspoedig van een welgeschapen ZOON.
Lang AkkerSchans den 28 December 1808. C. ROGGENKAMP Goud en zilversmit.
Meestertekens Cornelius Roggenkamp.
Lodereindoosje CR 1815 -1818.
Beursbeugel CR 1818-1830.
Sigarenhouder 1815-1818
Zilveren kistje met de hand gegraveerd, 1818, Cornelius Roggenkamp
Lodereindoosje 1825
Beursje maliënkolder meesterteken CR uit 1818-1830 en jaarletter J uit 1818
De sloten van deze bijbel zijn gemaakt door Cornelius Roggenkamp en het kantbeslag door de twee jaar jongere zilversmid Reinder Scheltens, geboren in Groningen.
Uit de periode 1830-1831 zijn er zilvermerken van zijn weduwe Epke Jans Onnes.
Zilveren schaar aan rokhaak, mt. van de weduwe C. Roggenkamp 1830-1831.
Zoon Ellerius Roggenkamp, houthandelaar en scheepsreder
'Ter gedachtenis aan Cornelius Roggenkamp, Geboren te Delfzijl den 8 April 1776, overleden te Nieuweschans op 5 Februari 1830.'