Brief 17 december 1979 van Duco Hellema aan zijn neef Hein en Marianne Kits van Heijningen
Beste Hein en Marianne
Je wat stichtelijke brief van Texel heeft me erg veel plezier gegeven.
1. wegens de hartelijkheid die eruit blijkt
2. dat beider de spheer van Texel zo juist proeft en evenals wij vieren aan ’t eiland erg gehecht waren en zijn. Thekla en Chris zeiden beide nog niet lang geleden: “Wat hebben we toch een heerlijke jeugd op Texel gehad.”
Je moeder (Hein) zei wel eens: jullie op je mooie eiland”, maar dan dacht ik daarbij vaak: zou je dat nog zeggen als je ’s winters bij stromende regen of vorst, altijd met harde wind, uit je bed gehaald werd en er op uit moest over slechte wegen in zwarte duisternis? Vóór de oorlog was alleen de weg naar O. Schild asphalt, alle andere met of zonder stenen paardenpaadje, verhard met keislag dat wij mede erin moesten rijden. De beste achterbanden waren met 20.000 km versleten.
Daar ik tot m’n 18e jaar op een dorp gewoond had en 5 jaar per fiets naar Leiden dagelijks (ook zaterdag) reed, was ik ’t buitenleven wel wat gewend. Op Texel leefden wij alle uiteraard met de natuur mee, genoten van voorjaar, zomers, langdurende herfst en namen daardoor ook de slechtere weerperiode gemakkelijker erbij.
In de auto ’s winters overschoenen en zaklantaarn. Had je die vergeten dan ging je terug om ze te halen om niet buiten in een sloot te lopen. Een groot verschil met Haarlem waar je altijd in licht werkte en reed. Er zat iets avontuurlijks in (ofschoon niet altijd prettig) als je in een modderweg en meermalen in de sneeuw vast zat en met een paard eruit moest worden getrokken. Bij sneeuw lag er altijd een schop en oude zak in de auto, maar daarmee lukte ’t niet altijd weer op de weg te komen.
De laatste winter op Texel (1946/47) kwam ik eens om 1 uur ’s nachts van een bevalling in ’t land (tussen O. Schild en de Waal) maar zat al heel gauw vast. Eerst zelf proberen, lopen naar de Waal en opbellen naar garage in den Burg. Er kwam een monteur met een personenwagen die 100 m voor mij vastliep. Hij teruglopend naar den Burg, kwam met een jeep die eerst de zijne uit de sneeuw trok en naar de Waal bracht. Daarna de mijne zoodat we met 2 man en 3 auto’s naar huis moesten (zoiets als de kool en de geit). Om 5 uur thuis. Dankzij 2 dekens (geen antivries) en af en toe starten geen bevroren radiator in de 4 uren in ’t open veld.
In onze tijd ’s zomers 5 diensten van Texel elke keer met 8 auto’s (vooruit besproken). Nu 140 auto’s per uur vaak tot 3 uur ’s nachts.
’t Seizoen was van 6 Juli -23 Aug. In Sept zeiden we vaak, “nu is Texel weer van ons” en zo voelden we ’t ook.
In 1947 zijn we naar Haarlem gegaan. (We waren toen 55). De Texelse periode was lang genoeg geweest en de kinderen moesten verder opleiding volgen. Ook daar hebben we ’t goed gehad, wat comfortabeler. De mentaliteit verschilde toen niet zo erg veel. De Texelaars waren wat langzamer maar mentaal niet minder dan in de stad, ondanks de isolatie.
En nu zit ik hier aan de Oostkant, merk niets van de storm maar kan me Texel bij windkracht 10 of 11 heel goed voorstellen met de ondergelopen haven met afgesloten toegangen. Je ziet een beetje nostalgie is er nog wel, of schoon ik, en Tante helemaal niet na de beëindiging vd praktijk in Haarlem onze oude dag hadden willen slijten op Texel, zoals nogal eens ’t geval was met oude zeekapiteins. Natuurlijk ook door Thekla c.s. is Amersfoort de ideale laatste woonplaats geworden. Dat was mijn verhaaltje over Texel. Ik wens je beide met je kinderen, zo ver mogelijk, een goed 1980.
Met hartelijke groet,
Oom D
Terug naar Duco Hellema