Grootouders en ouders
Gerrits grootvader was boer in Varsseveld. Met zijn eerste vrouw Aaltjen Lumes kreeg hij veertien kinderen. Zijn zoon Arent Vlaskamp (1751-1825) vertrok met een oudere broer naar Friesland. Ze werden beiden hovenier, Arent werd in 1779 tuinbaas van Kingmastate in Zweins en hij trouwde op 12 december 1780 met Jeltje Epkes uit Zweins.
Drie jaar later werd hij op 5 juni 1782 aangenomen als hortulanus van de Academie in het nabij gelegen Franeker. Het was een bijzondere functie die hij dertig jaar heeft vervuld. In deze kruidentuin werden aanvankelijk geneeskrachtige planten gekweekt maar rond 1750 verschoof de aandacht naar plantkundig onderzoek. Ooit was deze hortus een van de belangrijkste botanische tuinen van Europa, met een vijftien meter hoge koepel en uitheemse soorten zoals cactussen, hoge palmen, vijgen en olijfbomen. Arent verdiende als hortulanus een redelijk inkomen en werd geprezen om zijn ijver en vakkennis.
Dochter Aaltje werd geboren in 1783, pas op 20 maart 1788 kwam dochter Jeltje ter wereld. Van baby Jeltje is in de archieven geen spoor meer te vinden. Moeder Jeltje overlijdt 13 november 1789.
Precies zes maanden later, op 13 mei 1790, hertrouwt Arent Vlaskamp met Mettje Michiels Lippe uit Franeker. Er volgen zes kinderen: Gerrit 1791, Aafke 1793, Machiel 1796, Jan 1798 (jong overleden) Jantje 1801 en Jan 1805.
De jeugd en opleiding van Gerrit
Als Gerrit in 1791 wordt geboren, is zijn halfzus Aaltje acht jaar oud. De familie woont sinds 8 december 1782 in 'het huis van de hortulanus', in het complex van de Academie, de achterdeur kwam uit op de hortus. Wat een bijzondere plek om op te groeien. Hij zal vast eens Eise Eisinga 1744-1828 hebben ontmoet, die in zijn huiskamer een planatorium heeft gebouwd en later als bijzonder hoogleraar op de Academie is aangesteld.
In de twee eeuwen van haar bestaan heeft een groot aantal studenten op de Academie van Franeker ingeschreven gestaan. In de bloeiperiode komt een derde deel van de studenten uit het buitenland, waaronder veel Polen en Hongaren.
Door politieke spanningen en bezuinigingen neemt echter het belang van de universiteit van Franeker af. In Gerrits tijd zakt het aantal nieuwe studenten naar gemiddeld twintig per jaar.
Ten tijde van Gerrits geboorte zijn er conflicten tussen de patriotten die democratisering wensen en de prinsgezinden. De meeste studenten en hoogleraren in Franeker staan aan de kant van de patriotten. In 1787 vluchten veel patriotten de stad uit. In 1795, als Gerrit vier jaar is, keren de kansen. De Fransen bezetten Nederland met hulp van de patriotten en Willem V slaat op de vlucht. De Bataafse Republiek wordt uitgeroepen.
Gerrit doet ondertussen zijn best. In een nieuwsbericht staat dat 'de lofwaardige jongeling G. Vlaskamp' op 23 juli 1810 tijdens het examen op de Latijnse school een redevoering houdt en wordt bevorderd naar de academie van Franeker. De collectie van museum Martena in Franeker bevat een boek dat aan hem is uitgereikt. Er staat in: ‘Prijsband van het Franeker gymnasium uit 1810 voor Gerardus Vlaskamp.’
De Latijnse school is in die tijd de school waar jongens uit de hogere en middenklasse zich kunnen voorbereiden op een universitaire studie.
Gerrit wordt op 3 oktober 1811 lid van de Franeker studentenvereniging. Daarvan bestaat nog een prachtig en grappig bedoeld document. Op 14 september 1812 doet hij belijdenis in Franeker.
Nummerwisselaar
Napoleon voert een dienstplicht in. Hij heeft soldaten nodig voor zijn legers. Gerrit is ingeloot voor nummer 32. Families die het kunnen betalen, zoeken een vervanger, zo ook Gerrits vader. Jan Pieters Geldersma uit Franeker, even oud als Gerrit, trekt nummer 94 - wat veel gunstiger is. Hij is bereid met Gerrit te ruilen en zet eind november 1812 voor 1500 Hollandse guldens zijn handtekening. Het moet voor het gezin Vlaskamp een vermogen zijn geweest; want in 1798 verdient zijn vader als hortulanus 442 gulden per jaar.
Nummerwisselaar Jan is op dat moment werkzaam als 'tichelaar' in een steenbakkerij. In het Franse leger wordt hij fuselier. Het zal van korte duur zijn want op 11 maart 1814 wordt hij opgenomen in een hospitaal in Maagdenburg, 500 km van huis. Een plek waar veel jonge soldaten sterven door uitputting, infecties of besmettelijke ziekten. Jan treft hetzelfde lot en hij overlijdt een maand later.
Een neef van Gerrits moeder is op 27 november 1812 gesneuveld aan de Berezina. Veel Friese jongens keren niet terug uit Franse dienst.
Einde van de universiteit
In december 1811 besluit Keizer Napoleon dat de universiteit van Franeker niet meer nodig is. Gerrit kan zijn studie tot heel- en vroedmeester vervolgen. Dit is geen universitaire opleiding maar een lagere, toen aangeduid als een vierjarige opleiding tot de 'tweede geneeskundige stand'. Wel wordt de hortus opgedoekt en de planten verkocht.
Het gezin verlaat op 22 oktober 1813 het huis van de hortulanus. Per 9 december 1814 staan zijn ouders ingeschreven in de hervormde kerk in Leeuwarden. Ze huren een huis achter de hoven in Leeuwarden. Vader Arent gaat aan de slag als hovenier.
Deze Bataafs-Franse tijd duurt tot oktober 1813. Na een Franse nederlaag in Rusland en later Duitsland, trekken de Franse troepen zich terug. Franeker mag vanaf 1815 doorgaan als atheneum. Op dat moment is de hortus leeg en verwilderd.
Huisarts in Wirdum
De 23-jarige Gerrit vestigt zich in Wirdum, niet ver van zijn ouders. Per 22 mei 1814 staat hij ingeschreven in het lidmatenregister van de Hervormde Kerk. Op 11 november 1814 koopt hij een huis in Wirdum voor 936 gulden. Hij leent daarvoor 900 gulden tegen 5% rente. Een jaar later op 30 april 1815 krijgt hij - van de Provinciale Commissie Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht Leeuwarden - zijn bevoegdheid als 'Heelmeester ten plattenlande en Vroedmeester' uitgereikt. Zijn jongere broers Michiel en Jan kiezen later voor hetzelfde vak.
Na een paar jaar trouwt hij met Pietje Klazes Sanne, dochter van een koopman uit zijn geboortedorp Franeker. Gerrits 70-jarige vader is getuige bij het huwelijk van zijn oudste zoon. Na negen maanden wordt er een baby geboren die echter na twee dagen overlijdt. Zijn echtgenote Pietje overlijdt twee weken na de bevalling op 29 juli 1821.
Gerrit werkt kennelijk harder dan ooit. Voor zijn inzet in het jaar 1822 wordt hem een gouden medaille toegekend omdat hij aan meer dan honderd burgers een gratis koepokvaccinatie heeft gegeven. Een promotiemaatregel die door Koning Willem I is ingesteld. De medaille heeft een waarde van vijftig gulden.
Vaccineren
Aan het einde van de 17e eeuw wordt zo'n 40% van de kindersterfte veroorzaakt door pokken. Wie het overleeft is voor de rest van het leven immuun voor de ziekte. Op kleine schaal wordt in een aantal landen al gevaccineerd met materiaal uit pokpuisten van zieke mensen. De Britse arts Eduard Jenner doet onderzoek naar het enten met vloeistof uit koepokken van besmette runderen, een veel mildere entstof die toch effectief blijkt. Bij veel boeren is dan al bekend dat ze immuun zijn voor pokken nadat ze in contact zijn geweest met runderen die de koepokken onder de leden hebben. Jenner publiceert in 1798 zijn bevindingen. Al in 1803 wordt het 'Amsterdamsch Genootschap ter bevordering der koepok-inenting voor minvermogenden' opgericht.
Ook op de universiteit van Franeker is aan het eind van de 18e eeuw geëxperimenteerd met koepokvaccinaties. Albert Coopmans, die een paar jaar eerder dan Gerrit aan de Academie van Franeker studeerde, publiceert in 1806 een verhandeling (De Variolis vaccinis) over vaccineren met koepokken waarin hij een aantal onderzoeken en methoden beschrijft. Gerrit Vlaskamp zal er zeker bekend mee zijn geweest.
Coopmans adviseert artsen om twee ruwe glazen schijfjes te nemen en hierin een kuiltje van een centimeter doorsnede te laten slijpen. Daarin moet wat verse entstof worden bewaard: luchtdicht, in het donker, niet te koud of te warm. Entstof komt soms uit zieke runderen maar vaak ook uit de entpokken van kinderen die net gevaccineerd zijn. Bij de vaccinatie wordt eerst een wondje gemaakt, waarna een zeer kleine hoeveelheid op het wondje aangebracht wordt.
In Nederland komt de vaccinatie met koepokken begin 1800 op gang, eerst nog op kleine schaal. In opdracht van koning Lodewijk Napoleon wordt in 1808 een start gemaakt met grootschalige vrijwillige vaccinatiecampagnes, onder andere door het uitloven van medailles voor artsen, zoals Gerrit in 1822 ontvangt.
Familie Vlaskamp
Ruim een jaar na het overlijden van Pietje trouwt Gerrit opnieuw. Zijn nieuwe bruid is Aleida Beekhuis, een meisje vlak uit de buurt. Aleida is elf jaar jonger dan Gerrit. Het huwelijk is op 7 december 1822. De winter is koud en het ijs ligt vier steentjes dik.
Het jaar daarop leent Gerrit op 11 augustus 1823 een bedrag van 500 gulden.
Gerrit en Aleida krijgen samen vier kinderen die alle vier in leven blijven: Mette in 1823, Janke in 1826, Jantje in 1828 en Willem in 1831.
Hun dorpsgenoot Doeke Wijgers Hellema schrijft in zijn dagboeken dat Gerrit zijn twee broers heeft voorbereid om toegelaten te worden tot het 'Atheneum in Franeker' waar zij verder worden opgeleid tot chirurgijn en vroedmeester. Ook twee broers van Aleida zijn net als Gerrit ‘geneesheer’, dus Wirdum is goed voorzien. Toch is de dood dichtbij in die tijd: Gerrits jongere zus Aafke overlijdt op 26-jarige leeftijd en zus Jantje op 27-jarige leeftijd. Vader Arent Gerrits Vlaskamp overlijdt op 16 mei 1825, op 74-jarige leeftijd. Moeder Metje Michiels overlijdt een jaar na haar man, na vjf dagen ziekbed op 8 mei 1826.
De praktijk
Gerrit is ondertussen druk met zijn praktijk in Wirdum, dat lezen we in de dagboeken van Hellema. In 1824 zijn veel kinderen besmet geraakt met kinkhoest maar in tegenstelling tot elders zijn er in Wirdum nog geen kinderen overleden. Een flink deel van het werk van Gerrit bestaat uit het bezoeken van patiënten. Dat valt in de omgeving van Wirdum nog niet mee. Tijdens de herfst zijn de paden soms ‘zeer nat, week en modderig’.
In de zomer van 1825 breekt er een besmettelijke ziekte uit vaak met dodelijke afloop. Een ziekte die vooral de armen treft. Degenen die het overleven, herstellen niet goed. De Armvoogden verzaken soms hun plichten uit angst om zelf besmet te raken maar volgens Hellema werkt Gerrit onvermoeibaar door.
Er is ook tijd voor ontspanning. Op 21 februari 1827 is het heerlijk schaatsweer. Gerrit en Aleida gaan samen met anderen schaatsend op weg voor een ongepland bezoek aan de 24-jarige Hendrik Hellema die net in Achlum is aangesteld als predikant. Ze zijn om 08.45 op de Sneekervaart en komen om 11 uur in Achlum aan. De terugweg valt niet mee want de zon laat het ijs smelten. Lopen en schaatsen worden afgewisseld. In Dronrijp doen ze de herberg aan en pas 's avonds zijn ze weer thuis.
Eind augustus 1827 schrijft Doeke Wijgers Hellema opnieuw over een ziekte die in hun omgeving rondwaart. Chirurgijn Vlaskamp heeft het zeer druk van de vroege ochtend tot de late avond. Hellema is zelf ook ziek. Volgens Gerrit hangt de uitbraak van de ziekte samen met het muffe drukkende weer, hij vreest voor het ergste en krijgt gelijk want het aantal zieken neemt begin september nog toe. Rond Wirdum en Zwichem zijn er meer dan zeventig zieken geteld waarvan er drie zijn gestorven. Gelukkig steekt er een noordenwind op die voor verkoeling zorgt.
De patiënten van Gerrit komen niet alleen uit Wirdum maar ook uit Warga, Jorwerd, Goutum, Wartena, Huizum, Garijp en Leeuwarden.
In 1829 worden Gerrit en zijn broer Machiel beiden als armen-geneesheeren benoemd in resp. Wirdum en Stiens.
Het huisgezin
In 1828 laat Gerrit Vlaskamp hun huis opknappen. Mogelijk gaat het om een verbouwing want Gerrit beschikt over een uitgebreide apotheek in het voorhuis, met een winkelkast en twee toonbanken.
Een jaar later staan op dit adres ingeschreven: Gerrit, zijn vrouw Aleida Beekhuis, hun drie dochters en een inwonend dienstmeisje, de twintigjarige Antje Siedzes Ynema uit Stiens.
De familiebanden zijn hecht. Als op 20 april 1831 hun vierde kind Willem wordt geboren, doet Gerrit aangifte samen met zijn twee zwagers Beekhuis (Jan Steven Cloeck, schrijnwerker en Theodorus, chirurgijn).
Kort daarna komen Aleida’s zus uit Achlum en Gerrits broer uit Witmarsum hen bezoeken omdat Aleida ‘in de kraam is’. De twee vertrekken samen met een rijtuig omdat Achlum dezelfde kant op is als Witmarsum. Een tocht van ruim 30 kilometer.
Cholera in Europa
In 1832 heerst er cholera in Frankrijk en Engeland. De regering neemt maatregelen om dit in Nederland te voorkomen wat echter niet lukt. Hellema schrijft: 'Er bestaat thans een commissie namens het bestuur van vier leden te Wirdum, zijnde Vlaskamp de Chirurgijn, A. Palsma, mijn zoon Wijger Hellema en Domini Harders belast met eenig Bestuur, indien de ziekte hier eens mogte uitbreken.' Het verband tussen cholera en besmet drinkwater is in die tijd nog niet gelegd en het jaar daarop zullen in Nederland bijna 5000 mensen overlijden aan cholera.
Gerrit krijgt tbc
Op 20 november 1832 hoort Hellema van Machiel Vlaskamp dat Gerrit, die al enige tijd tbc heeft, nu bedenkelijk ziek is. Er zijn al brieven aan familieleden gestuurd over de ernst van zijn toestand. Hellema schrijft: ‘Men vreest hier voor het leven van dezen in zijn praktijk zoo nuttigen man. Hij is hier en in den omtrek zeer geacht.' Op 11 december om halftien in de avond overlijdt Gerrit. Wijger Hellema doet aangifte. Diens vader Doeke Hellema noteert 'tot bittere droefheid van de nagelatene weduwe, de naast bestaanden, vrienden en bekenden, benevens van geheel Wirdum en den omtrek.' En hij vervolgt ‘Deze man een zoon van wijlen den Hortulanus van het Atheneum te Franeker was bij elk bemind, wegens zijn zagt en deugdzaam karakter, altoos evenredig van gemoed was hij tevens zeer gelukkig in zijn praktijk, zoowel in de behandeling der ziekten als in die der vroedkunde, en daarom was het belang dat de Ingezetenen in hem stelden zeer groot, zoowel de Roomschen als Onroomschen. Hij heeft zijn beide broeders thans geachte Chirurgijns te Stiens en Witmaarsum, als mede zijn schoonbroeder thans Chirurgijn te Marsum tot het vak der Chirurgij aangekweekt en voorbereid, zoo mede thans eenen Sijbe Vogel, zoon van een Mr. Timmerman alhier als kwekeling het verlies zijns meesters diep betreurende.'
Familiebericht
'Heden avond werd ik met mijne vier nog zeer jonge kinderen, in den diepsten rouw gedompeld, door het afsterven van mijnen dierbaren Echtgenoot GERRIT VLASKAMP, Genees-, Heel- en Vroedmeester.
Eene slepende borstziekte van vier maanden, maakte een einde aan zijn zoo nuttig als werkzaam leven, in den ouderdom van ruim 41 jaren, waarvan ik tien jaren, door den band des huwelijks, op het allergenoeglijkst met hem mogt vereenigd blijven.
ALEIDA BEEKHUIS,
Wed. G. Vlaskamp.'
Tijdens de uitvaart waait en regent het buitengewoon hard. Dominee Hendrik Hellema uit Achlum leidt de dienst. Hij heeft Gerrit vlak voor zijn dood nog bezocht (zijn echtgenote Magdelt Beekhuis is de schoonzus van Gerrit). Zwager Albert Beekhuis schrijft later in het familiealbum dat Gerrit een goedhartig en braaf mens was en een trouwe echtgenoot.
Apotheek van een heel- en vroedmeester uit het begin van de 19e eeuw
Twee maanden na Gerrits overlijden is een zeer gedetailleerde boedelbeschrijving door de notaris opgemaakt. Zo weten we precies hoe zijn apotheek gevuld was. Van medische boeken, tincturen, zalven en stopflesjes tot vijzels, medische intrumenten en pleisters. Het staat hier allemaal genoteerd.
Gerrits zwager volgt hem op
Zijn zwager, de 23-jarige chirurgijn Theodorus Beekhuis, zal Gerrit nog diezelfde maand opvolgen. Theodorus bekommert zich om de kinderen van Gerrit. De weduwe Aleida zal na vele jaren opnieuw trouwen en nog twee kinderen krijgen.
Gerrit Vlaskamp 1791-1832. De foto is gemaakt tussen 1902 en 1912 door de fotografen Strüppert & Van Duijl in Leeuwarden van al veel eerder gemaakte pastelportretten van Gerrit en Aleida.
Kaart van 1812. In het blauwe gebied is Napoleon de baas.
‘G. Vlaskamp Heelmeester te Wirdum 1822.’ Aan twee Friese dokters werd in 1822 deze medaille toegekend omdat zij meer 100 gratis vaccinaties tegen pokken hadden
gegeven.
Bij invoering van het vaccineren stuitte men op gewetensbezwaren en vooroordelen. Vaccinatie zou het vertrouwen in de Heer ondermijnen. De Bonapartes wilden
de vaccinatie promoten en lieten gouden medailles uitreiken ter waarde van toen 50 gulden.
Alhoewel, bij de taxatie in 1833 staat vermeld: een gouden medaille van de tweede titel zwaar negen en twintige wigjes 38,57 gulden.
Detail 'van het schilderij 'de koepokinenting', Jean Baptiste Maes-Canini, ca. 1818-1819 - Stadsmuseum Gent
Aleida Beekhuis, de tweede echtgenote van Gerrit Vlaskamp
Overlijden van de vader van Gerrit:
'Heden morgen, behaagde het den allesbestierende God, van mij weg te nemen, mijnen dierbaren echtgenoot Arent Vlaskamp, in den ouderdom van circa 74 jaren, in leven oud Hortulanus aan 's Lands Hoogeschool te Franeker.'
Dit is het huis Wirdum waar Gerrit en Aleida wonen, vroeger bekend als ‘Wirdum, huisnummer 168’. Hier maakt Gerrit de medicijnen klaar voor zijn patienten.
Met deze vijzel maakt Gerrit Vlaskamp zijn medicijnen.
Arts bezoekt een zieke oude vrouw in bed, toegeschreven aan Wybrand Hendriks 1771-1816, Rijksmuseum Amsterdam.