Jeugd
Willem wordt op 22 juni 1766 gedoopt in Noordlaren, waar zijn vader pastor is. Ze verhuizen eerst naar Onstwedde en later naar Emden, net over de grens in Duitsland. Zijn moeder Aleida Heeres overlijdt op veertigjarige leeftijd als Willem 16 jaar oud is.
Tot zijn 17e krijgt hij les van zijn vader die een geleerd man wordt genoemd met een onderzoekende geest. Zijn vader ontving vaak beroepingsbrieven. De pastorie wordt later een predikantencrèche genoemd omdat Willem en zijn drie broers later predikant worden en zijn zus Aaltje trouwt met een predikant.
Willem studeert van 1783 tot 1788 theologie op de Academie te Groningen. In het laatste jaar van zijn studie hertrouwt zijn vader met Jacomina ter Nooij. Na zijn examen wordt hij op 5 oktober 1789 door zijn vader tot predikant bevestigd in de gemeente Wijnjeterp en Duurswoude. Niet lang daarna wordt hij in 1791 beroepen in de gereformeerde kerkgemeente Garijp, Suameer en Eernewoude.
Van zijn vader Hermannus Beekhuis is ooit een portret geschilderd en in 1866 zijn daar foto's van gemaakt en onder de kleinkinderen verdeeld. Dat staat geschreven in het familiealbum Beekhuis. In 2024 duikt dit portretje op en kon op de veiling worden aangekocht.
Willem heeft drie broers en vier zussen. Alle kinderen uit het gezin worden volwassen maar overlijden jong, tussen de 28 en 48 jaar oud.
Over Willems leven is veel bekend dankzij de rede van Horatius Ferf, uitgesproken na Willems overlijden.
Het gezin
Op 28 februari 1793 schrijft Willem een prachtige liefdesbrief aan de zeven jaar jongere Janke Diderika Cloeck en op 25 augustus van dat jaar volgt er een huwelijk. Hoewel pas 19 jaar oud, was Janke al weduwe. Ze was eerder getrouwd met Willems vriend Menco Numidius Menkema die in 1792 overleed.
Willem en Janke krijgen negen kinderen. Hun eerste dochter overlijdt op zevenjarige leeftijd. Alle volgende kinderen zullen blijven leven. Over hun dochters Aleida en Magdeltje is veel bekend vanwege de autobiografie die kleinzoon Doeke Hellema later zal schrijven.
Willem Beekhuis probeert te ontdekken waar de talenten van zijn kinderen liggen. Hij bestudeert zorgvuldig de geaardheid van ieder kind. Willem laat zijn kinderen zelf een keuze maken. Hij wil hen geen werkzaamheden opdringen die niet bij hen passen. Volgens Horatius Ferf volgt Willem 'de leiding der natuur bij de opvoeding zijner lievelingen.' Willem weet dat 'zucht tot navolging den kinderen een aangeboren trek is.' Daarom probeert hij hen het goed voorbeeld te geven.
Een dag uit het leven van Willem en Janke
Horatius Ferf beschrijft zelfs hoe het er dagelijks aan toeging in het gezin. 'Het eerste werk van den morgen was, om als huisvader den dag, met het dankgebed te beginnen. Daarop volgde onder het ontbijt en aan de theetafel, een eenvoudige onderrigt en eene voorlezing uit een of ander Bijbelboek of eenig godsdienstig huisboek. Dit werd na eenen geregelden afloop zijner werkzaamheden, bij den avond met de huisgenooten besloten. Dan zat hij dikwerf nog twee of drie uren bij zijne gade in stille eenzaamheid te studeren, iets op te stellen, te Iezen of te vertalen.’
Willem geeft zijn kinderen les in het Frans of Latijn, in het Duits of Nederlands. Hij overhoort hun lessen en kijkt de schriften met gemaakte sommen na. Als hij op pad moet voor het werk krijgen de kinderen huiswerk, dit wordt na thuiskomst nagezien en waar nodig verbeterd. Als hij een dagje thuis is geniet het gezin van ‘zijnen zachten, liefderijken en altijd leerzamen omgang! Was hij op reis en in ons gezelschap, hij vergat daarbij zijne gade en kinderen niet; maar spoedde zich zoo haast zijne tegenwoordigheid niet meer noodzakelijk was, vroegtijdig naar zijne woning, om daar in den schoot van zijne familie uit te rusten van de vermoeijenissen van den dag, en dan nog zoo lang voor de zijnen nuttig te zijn, tot dat de nacht hem tot rust wenkte.’
Hoe de zonen en dochters op hun kindertijd terugkijken, is te lezen in het Album van de Familie-vereeniging, vanaf pagina 13. Hier beschrijven ze hun ervaringen als ze in 1850 met hun oude moeder op bedevaart gaan naar het dorp uit hun jeugd.
Schrijver
De vader van Willem Beekhuis schreef over de evangelisten voor de doelgroep ‘ongeletterden’. Ook Willem schrijft graag voor ‘de gewone man en vrouw’. Elk jaar worden er door maatschappelijke organisaties thema’s gepubliceerd waarover mensen een verhandeling kunnen indienen. Op 15 augustus 1799 wordt tijdens de vergadering van de 'Bataafse Maatschappij tot nut van het algemeen' bekend gemaakt dat Willem een zilveren eerpenning zal krijgen voor zijn ingezonden verhandeling ‘over de vooroordelen omtrent de waarzeggerijen, als mede omtrent de duivelsbezweeringen, tooverijen en spookerijen’. Deze zal in combinatie met de bijdrage van de Enkhuizense arts Gerbrand Bakker in 1800 worden gepubliceerd.
In 1804 wordt door het Haagsch Genootschap tot verdediging van den christelijken godsdienst een zilveren eerepenning aan Willem toegekend voor zijn inzending ‘J.C. een voorbeeld van voorzigtigheid en opregtheid’, gebaseerd op de tekst uit Matthëus 10:16 ‘zijt dan voorzichtig als de slangen en opregt als de duiven’. Het wordt als zeer treffend aangeprezen en is gepubliceerd in combinatie met de inzending van Dirk Karel Harmsen. In zijn tekst staan eenvoudige handreikingen over hoe mensen kunnen omgaan met dagelijkse dilemma’s, waarbij hij telkens voorbeelden uit het leven van Jezus aanhaalt. Zo legt hij uit dat het niet aan ons is welke bloedverwanten wij hebben, wij moeten die nemen zoals ze zijn. Maar vrienden die kunnen we zelf uitkiezen en dat moeten we zorgvuldig doen zoals Jezus zijn vrienden uitkoos op braafheid en oprechtheid, niet op afkomst, rijkdom of betrekking.
Schoolopziener
Nadat in 1801 een schoolwet is aangenomen, worden er schoolopzieners aangesteld. Zij bekijken of de regels worden nageleefd. De schoolopzieners bezoeken alle scholen in hun gebied twee maal per jaar; ze ondersteunen, onderwijzen, begeleiden, corrigeren en examineren de schoolmeesters. Sinds 1806 ondersteunt Willem de schoolopziener van het 6e district van de lagere scholen in Friesland. Later wordt hij zelf schoolopziener. In 1809 heeft hij samen met zijn collega de onderwijsvernieuwer J.H.Nieuwold dit district onder zich. Dezelfde Nieuwold die in 1792 Doeke Wijgers Hellema voor de onderwijspost in Wirdum aanstelde.
Het bezoeken van de scholen is een hele klus gezien de staat van de wegen. Toch gaat Willem om geld uit te sparen bijna nooit anders dan te voet.
In 1810 en 1811 is Willem secretaris van de Commissie van Onderwijs in het departement Friesland, een commissie die onder andere de examens van kostschoolhouders en huisonderwijzers regelt. Verder is hij bestuurslid van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. In 1799 staat ook zijn schoonvader de gepensioneeerde dominee Zeger van Arnhem Cloeck als lid van het departement Bergum ingeschreven.
Predikant
Als predikant loopt hij veel want zijn gemeente omvat niet alleen Garijp maar ook Suameer (3 km) en Eernewoude (5 km). Willem behoort tot de vooruitstrevende predikanten en hij heeft veel contact met collega’s.
Na zijn studie blijft Willem zichzelf steeds bijscholen. Hij bezit een ‘grondige kennis van de Taal- en Stelkunde en is ervaren in de Mathesis (wiskunde) en Algebra.’
Zijn werk als predikant is niet gemakkelijk. Hij houdt zelfs in de winter op de zondag drie preken. Ook de catechisatie wordt serieus aangepakt al willen er soms ‘slechts drie of vier van zijn onderrigt gebruik maken.’ Hij wordt omschreven als een bescheiden maar gedreven man. Zelfs het tijdelijk uitblijven van zijn honorarium was geen reden om het werk minder serieus te nemen. In het archief van Tresoar liggen nog twee verzoeken om betaling van Willem aan de Gouverneur van Friesland over achterstallig loon over het jaar 1814.
Redevoeringen
Willem Beekhuis schrijft een aantal redevoeringen waarvan een deel gepubliceerd is in het Groninger weekblad.
Vertaler
Willem is zo enthousiast over het boek ‘Theorie der Geestenkunde’ van de schrijver, arts en geleerde Prof. Jung-Stilling dat hij het boek naar het Nederlands vertaalt. Het sluit ook wel aan bij het onderwerp van zijn eigen verhandeling ‘Over de vooroordelen omtrent de waarzeggerijen, als mede omtrent de duivelsbezweeringen, tooverijen en spookerijen’ uit 1799. In de rede na zijn dood vertelt zijn vriend H.N. Ferf: ‘Als kenner der Hoogduitsche taal heeft hij [= Willem Beekhuis] zich nog dezen winter openbaar (1814) gemaakt door zijne schoone vertaling van het zonderling werk van de in 1740 geboren Prof. Jung-Stilling, welke vertaling weinige weken voor zijnen dood werd afgewerkt, en nu bij den boekverkooper Brouwer het licht ziet.’
Hoewel Willem het boek voorziet van een lange inleiding (25 pagina 's), is zijn naam als vertaler in het boek zelf niet terug te vinden. Willem Beekhuis besluit het voorwoord met de uitspraak van de apostel Paulus: 'beproef alle dingen en behoudt het goede!'
Piëtisme en mystiek
Jung-Stilling geloofde dat er goede en kwade engelen bestaan die zich aan de mensen laten zien. De protestantse theologie stond niet zo open voor geestverschijningen, de piëtistische stroming wel. Van zijn vader, ds Hermannus Beekhuis is bekend dat hij verwant was aan deze stroming, dus Willem heeft het niet van een vreemde.
Het was voor mensen een ingewikkelde tijd. De verlichting bracht rede maar ook verwarring. Mensen stelden dat de ziel zonder lichaam niet kan bestaan en dat er daarom na dit leven geen straf of beloning kan zijn. Jung weerlegde dit en meende dat geestverschijningen het bewijs zijn voor onsterfelijkheid van de ziel. De Duitse versie van het boek mocht niet overal uitgegeven worden. Men vond dat het de interesse voor duistere zaken alleen maar aanwakkerde. Bovendien wordt in de bijbel al de onsterfelijkheid van de ziel benoemd.
Dom, zegt Beekhuis in zijn uitgebreide voorwoord, want het boek verspreidt geen vrees voor spoken. In deze tijd, vindt hij, hebben jongeren juist richtinggevend advies nodig. Beekhuis sluit zijn voorwoord af met de les van de apostel Paulus: 'beproeft alle dingen en behoudt het goede!’ Francijntje de Boer, schrijfster van kindergedichten geeft een reactie op het boek:
'Waarom, in 't stille nachtlijk uur,
't Gerust, weldadig slapen,
Die zachte balzem der natuur,
In angst en vrees herschapen?'
Onverwachte overlijden
Begin 1815 wordt Willem Beekhuis plotseling ziek, hij overlijdt binnen enkele uren, op 28 februari in zijn huis nummer 51 in Garijp. Zijn jongste zoon Christiaan Houdijn is pas 1 jaar oud. Janke is voor de tweede keer weduwe. In de rouwadvertentie staat: 'mij nalatende acht onmondige kinderen, die met mij dit treffend verlies met heete tranen beweenen.' Willem Beekhuis is op 7 maart 1815 in Garijp begraven.
Twee weken na zijn overlijden wordt een rede uitgesproken door zijn vriend en collega de predikant en schoolopziener Horatius.N. Ferf.
In het jaar erna overlijden Willems zus Anna op 3 februari, zijn broer Hero op 13 februari en zijn broer Jan op 20 maart.
Twee kinderboeken
Twee van Willems manuscripten worden na zijn dood uitgegeven. Eerst ‘Het Leven van Jezus, voor Kinderen’, daarna volgt ‘Levensbijzonderheden der Apostelen, voor Kinderen’. Over het tweede boekje had Willem veel gecorrespondeerd met zijn vader, dus hij had de tekst al jaren op de plank liggen. Overigens zijn de teksten eerst door een vriend in een andere structuur gegoten. Zoals in die tijd populair, is gekozen voor de vorm van het vraaggesprek. De hoogleraar Heringa schrijft in het voorwoord dat Willem geacht en bemind was bij allen die hem kenden. ‘Hij had zelf acht kinderen, en het was voor Hem eene aangename bezigheid, om met Kinderen te spreken, en voor Kinderen te schrijven.’
Hoe het verder ging
Na het overlijden van Willem betaalt Janke erfbelasting over een huis en erf. Er is nog meer land in bezit want volgens oude akten verhuurde Willem in 1814 voor drie jaar stukken bouwland bij Suameer en voor een jaar miedland bij Garijp. Een half jaar later is er bij boekhandelaar Proost in Leeuwarden een openbare verkoping van boekenverzameling van dominee Beekhuis: 'in verschillende talen en wetenschappen'.
Janke Diderika Cloeck verhuist op 26 mei 1816 met haar acht overgebleven kinderen naar het 14 km verderop gelegen Wirdum waar zij een huis heeft gekocht. In Jankes eigen memorie van successie staat bij haar zoon Theodorus vermeld een prelegaat van een huis tegen fl. 1.600,-. Het lijkt erop dat er wat vermogen in de familie is. Hoe dan ook, de zonen van Willem en Janke hebben de kans gehad om een studie te volgen, wat een kostbare aangelegenheid was in die tijd. Zoon Albert meldt later dat Garijp sinds het overlijden van hun vader was overgeleverd aan 'het zaad van bijgeloof en dweeperij, later welig ontkiemd en opgeschoten, 't was er niet door hem gestrooid.'
De kinderen
Jan Steven Cloeck wordt meubelmaker en trouwt met Klaaske Feddes Posthumus. Hermannus wordt arts en trouwt met Wildijna Christina Uilkens. Aleida trouwt met de arts Gerrit Vlaskamp. Magdeltje trouwt met de predikant Hendrik Hellema. Albert wordt predikant en trouwt met zijn nicht Aleida Beekhuis. Theodorus wordt arts in Wirdum en trouwt met Grietje Sevenster. Dorpsgenoot Doeke Wijgers Hellema schrijft dat chirurgijn Theodorus Beekhuis doet aan aderlaten en het plaatsen van bloedzuigers, iets wat toen normale medische handelingen waren. Hij noemt Theodorus Beekhuis een zeer kundig vroedmeester. Helmerus wordt predikant en trouwt met Dina Keizer. De jongste zoon Christiaan Houdijn wordt notaris en trouwt met de schrijfster Geesje Feddes. De volwassen kinderen en hun echtgenoten zullen nog tientallen jaren in de zomer bijeenkomen om hun speciale familieband te koesteren, ook na het overlijden in 1856 van hun moeder Janke Diderika Cloeck op 82 jarige leeftijd.
Klik hier voor
Het Genealogisch Jaarboekje 1960
vanaf pagina 63 over de familie Beekhuis;
Vanaf deze preekstoel uit 1782 heeft Willem Beekhuis van 1791 tot 1815 in de oude hervormde kerk in Garijp gepreekt. De kerk is in 1836 herbouwd, de preekstoel is hergebruikt.
De preekstoel met de bijbel uit 1714.
Predikantenbord in de huidige Petruskerk in Garijp
De oude hervormde kerk in Garijp (1722). In 1835 werd de kerk door storm zo beschadigd dat herbouw nodig was. De huidige kerk heet de Petruskerk.
Zijn vader Hermannus Beekhuis 1735-1808
Predikant in Noordlaren, Onstwedde, Emden en Bunde.
Zijn broer Albert Beekhuis (1764-1797) was predikant in Schellingwoude. Op zijn graf stond:
Hier rust deez jeugdig bijbeltolk
Van Godt geliefd, geacht bij 't volk
Een nuttig lid voor 't algemeen.
Zijn sterfelijk deel bedekt dees steen.
‘Betoog van het ongegronde, onzedelyke en schadelyke der vooroordeelen, omtrent Waarzeggeryen, Toveryen, Spookeryen, en van andere .. vooroordeelen.’
Willem Beekhuis won er in 1799 een zilveren eerpenning mee.
In 1804 krijgt Willem Beekhuis van het Haagsch Genootschap een zilveren eerepenning toegekend voor zijn inzending ‘J.C. een voorbeeld van voorzigtigheid en opregtheid’.
Zijn mooie handschrift is te zien in zijn verzoek om uitbetaling van achterstallig loon. Bron: Archief Tresoar
Klik voor vergroting.
Willem Beekhuis vertaalt (anoniem) het boek ‘Theorie der Geisterkunde’ van de mystiek schrijver, arts en geleerde Prof. Jung-Stilling. Collectie Universiteitsbibliotheek Utrecht.
Deze knipsels en de onderstaande inkttekeningen zijn gemaakt door Willem Beekhuis. De tweede knipsel bestaat uit verschillende onderdelen die op zwarte zijde zijn geplakt. De geometrische figuur is plm. 7 cm breed, de lijnen zijn eerst met potlood getekend.
Vele jaren na zijn dood overhandigt zijn weduwe de prentjes aan haar kinderen om in het 'Album der Familie-Vereeniging Beekhuis' te bewaren.
'mij nalatende met acht onmondige kinderen, die met mij dit treffend verlies met heete tranen beweenen.'
Twee weken na zijn overlijden wordt een rede uitgesproken door zijn vriend en collega de predikant en schoolopziener Horatius.N. Ferf, hierdoor is veel over het leven van Willem Beekhuis bekend.
Het portret van Ferf is gemaakt door Berend Kunst in 1849.
'Het leven van Jezus, Voor kinderen', door W. Beekhuis, in leven Predikant te Garijp, in Vriesland. Met eene Voorrede van J. Heringa, Eliza's Z., Hoogleeraar te Utrecht. Met eene Kaart. Te Amsterdam, bij J. ten Brink, Gerritsz. f.1,10. De eerste druk was in 1817, deze derde druk is uit 1839.
De grafzerk van Willem Beekhuis in de Petruskerk in Garijp. De zerk is een halve eeuw na zijn dood door zoon Albert namens de kinderen gelegd en later verplaatst naar een plek voor de preekstoel.
Hieronder staat het ontwerp dat zij hebben bedacht. De teksten 'aan den besten vader' en 'zijne dankbare kinderen' zijn weggelaten in de definitieve versie in steen.